De eerste alfabetische verzameling van woorden en gezegden uit het Tilburgs dialect werd in 1926 aangelegd door N. Daamen. Deze woordenlijst is nooit in boekvorm verschenen. Het handschrift bevindt zich tegenwoordig in de afdeling Dialectologie van de universiteit van Nijmegen. Zoals alle verzamelaars en lexicografen (woordenboekmakers) na hem, kende ook Daamen al het grote probleem dat zich voordat als je de gesproken taal met zijn afwijkende klanken wilt opschrijven en begrijpelijk maken voor niet-dialectsprekers: hoe geef je die afwijkende klanken weer? Daamen koos er bijvoorbeeld voor om de èè te schrijven als ai. Het Nederlandse ‘varken’, bijvoorbeeld, zouden we tegenwoordig dialectisch weergeven met ‘vèèrke’ of zelfs ‘vèèreke’, maar Daamen schreef nog ‘vairke’. Een aantal bijzondere dialectwoorden die Daamen optekende: urmen (zeuren), trekpot (theepot), trekploster (liefje), slubbeslunkske (suffende jongen of suffend meisje), startschroef (stuitje). Vergelijking van deze lijst met latere woordenboeken geeft soms veranderingen van betekenis te zien. Daamen noteerde bij ‘schokwammes’: slordig aangeklede vrouw. Het woordenboek van Van Rijen (1993) verklaart echter: dikke vrouw, heupwiegende vrouw.