Op dinsdag 28 augustus 1900 om 10 uur ’s morgens werd in de kerk van het H. Hart in de Tilburgse parochie Noordhoek, de plechtige uitvaartdienst gehouden voor Marietje Kessels, die in diezelfde kerk zes dagen eerder vermoord werd. De kerk is te klein om aan iedereen een plaats te bieden. De hele Noordhoek staat zwart van het volk. Vanuit het gasthuis in de Gasthuisstraat (de tegenwoordige Gasthuisring) wordt het lichaam naar de kerk overgebracht in een lijkkoets die door vier in het zwart getooide paarden getrokken wordt. Vooraan in de stoet loopt het voltallige personeel van de instrumentenfabriek van Kessels, gevolgd door de school- en klasgenoten van Marietje, allen in het wit gekleed. Na de heilige mis wordt het stoffelijk overschot overgebracht naar het kerkhof van de parochie en begraven. En daar rust zij nog steeds. Later zal op het graf van Marietje een marmeren monument geplaatst worden, voorstellende een kind dat het kruis omarmt. De tekst ‘Ave Spes Unica’ betekent ‘Wees gegroet, enige hoop’. Dit monument werd bekostigd uit een inzamelingsactie waaraan honderden Tilburgers bijdroegen. Later zijn naast Marietje ook de graven aangelegd voor haar ouders en haar oudste zus. Achter het graf van Marietje bevindt zich het graf van de man die het onderzoek in Tilburg leidde, commissaris Caarls. In de nabijheid bevindt zich ook het graf van de pastoor van de Heilig Hart-kerk, G. van Zinnicq Bergmann.