Tot aan het einde van de ijzertijd bestond de bevolking van de Brabantse zandgronden uit voornamelijk een voor zichzelf producerende boerensamenleving. Al eeuwenlang circuleerden bij de elites van deze samenleving exotische goederen, maar waar deze goederen vandaan kwamen, zal men alleen geweten hebben van horen zeggen. Vanaf 57 voor Chr. kwam daar plotsklaps een einde aan, toen de Romeinse veldheer Julius Caesar met zijn leger de Lage Landen binnentrok. Het is vrijwel zeker dat hij nooit een voet op nederlandse bodem heeft gezet. In Nederland begint de Romeinse tijd in 12 voor Chr., toen alle stammen in Nederland, door de Romeinse veldheer Drusus waren onderworpen. De Romeinse aanwezigheid heeft in het gebied ten zuiden van de Rijn ruim vier eeuwen geduurd en deze resulteerde in ingrijpende veranderingen voor de inheemse bevolking. Voor het eerst werd bijvoorbeeld met geld betaald in plaats van de traditionele ruilhandel. Overblijfselen van Romeinse nederzettingen zijn in Tilburg gevonden op het Laar, op de Hasselt, op de Helleputten, bij de Loonse Hoek, bij de Loonse-Molenstraat, bij de Broekstraat, bij de Stappegoorweg. In 1838 werd op Abcoven te Goirle een gouden romeinse munt gevonden van keizer Constantinus II (337-361).