Hertogin Johanna van Brabant bevestigt de door haar vader Jan III in 1342 verleende rechten en stelt de onderhorigen van 'onse banc van Tilborch ende van Goerle' vrij van de betaling van gruitgeld (belasting op grondstoffen voor de bierbereiding) en maaldwang (verplichting om het graan te laten malen op hertogelijke molens).