Diederik Johan Rijksgraaf van Hogendorp wordt bij zijn meerderjarigheid heer van Tilburg en Goirle. Hoewel hij een overtuigd patriot is en in 1787 uit holland is uitgewezen - hij was onder andere schepen en kolonel van de burgerwacht in Amsterdam - blijft hij net als zijn moeder als heer inbreuken maken op de bepalingen in het bestuursreglement van de heerlijkheid vooral met betrekking tot de benoeming en bezoldiging van ambtsdragers. Hij ondervindt daardoor hier hevige kritiek van degenen die eigenlijk zijn politieke vrienden zouden moeten zijn.