Bisschop Joseph Bergaigne, die de zevende bisschop van Den Bosch was na de oprichting van het bisdom in 1559, maar tegelijk aartsbisschop van Kamerijk werd en nooit in zijn Bossche diocees vertoefde, overlijdt. De man die hem al die tijd verving, de kapittelvicaris Henricus Van de Leemputte wordt nu de feitelijke bestuurder van het bisdom, omdat geen nieuwe bisschop meer wordt aangesteld. Het verweesde diocees blijft na zijn dood toevertrouwd aan de zorgen eerst van nog twee kapittelvicarissen en daarna van apostolisch-vicarissen, die aanvankelijk zelfs ver weg verbleven en deze functie met een andere combineerden. In de achttiende eeuw zijn het Brabantse pastoors die deze waardigheid krijgen. Totdat de Tilburgse pastoor Zwijsen in 1853 weer bisschop van het nieuwe bisdom Den Bosch wordt blijft die situatie zo.