De Tilburgse Schepen en lakenkoper Willem Gerits de Roij reist naar 's-Gravenhage om daar bij de Staten-Generaal voor de belangen van de wolnijverheid te pleiten, tegen het streven van de Hollandse steden om deze te onderdrukken. Hij wordt wel ontvangen maar beklaagt zich erover dat de heren hem hebben proberen te 'uurineren met woorden'.