De tyfusbacil wordt verspreid via verontreinigd water of bedorven voedsel, of door contact met iemand die reeds besmet is. In Tilburg is er nooit sprake geweest van een tyfus-epidemie, maar de slechte hygiënische omstandigheden en de slechte sanitaire voorzieningen hebben er vooral in de 19e eeuw toe geleid dat de tyfus regelmatig slachtoffers eiste. Gemiddeld 5 tot 10 sterfgevallen per jaar. Daarbij moeten we bedenken dat mensen in die tijd vaak water dronken uit putten, dat de wc’s meestal ‘beerputten’ waren, en dat mesthopen heel gewoon waren. Er was geen waterleiding, en dus ook geen rioleringssysteem. Ook deden zich in Tilburg regelmatig gevallen van tyfus voor na het eten van verontreinigd vlees. Veel veehouders aarzelden niet om het vlees van dieren die aan een ziekte gestorven waren toch te verkopen (in het geniep) aan slagers, die dat vlees weer verkochten aan de klanten. In 1876 was die clandestiene praktijk er de oorzaak van dat een aantal kloosterhuizen, waaronder de Fraters van Tilburg aan de Gasthuisring, getroffen werd door de ziekte. Uit onderzoek door het gemeentebestuur bleek dat ze allemaal slecht vlees gekocht hadden bij dezelfde slager. Het verhandelen van slecht vlees werd daarna als strafbaar feit opgenomen in de plaatselijke politieverordening. De grootste vooruitgang in de bestrijding van besmettelijke ziekten werd echter geboekt door de verbetering van de hygiënische en sanitaire omstandigheden: de aanleg van een waterleidingnet, waterzuivering, en rioleringstelsel. In 1898 werd de watertoren (Bredaseweg) in gebruik genomen. Het zou echter nog lang duren voordat heel Tilburg op dit net aangesloten was.