Terug naaar Tijdmachine

1871

Gezondheidszorg – pokken

De acute infectieziekte pokken heeft tot diep in de negentiende eeuw voor epidemieën gezorgd. Al in 1798 had de medicus Jenner ontdekt dat mensen immuun (onvatbaar) voor deze ziekte (waartegen geen medicijn bestaat) gemaakt konden worden door inenting met de zogenaamde koepokstof. Helaas gebeurde dat in de 19e eeuw nog niet op grote schaal. In 1871 werd Nederland getroffen door een zware pokkenepidemie die tot 1875 duurde: 22.000 doden. In Tilburg raakten in die tijd ongeveer 800 mensen besmet, en daarvan overleden er 334. Door de ervaringen met de cholera-epidemie van vijf jaar eerder (zie elders in dit Thema) was de gemeente beter voorbereid. Er was een speciale barak ingericht om patiënten te isoleren, en kleding, beddengoed, en voorwerpen die met een patiënt in aanraking waren geweest werden systematisch vernietigd of gereinigd. Al snel bleek de barak echter te klein, en hoewel ook het Gasthuis patiënten opnam, moesten de meeste getroffenen toch thuis verzorgd worden, wat de kans op besmettingen vergrootte. Overal in Tilburg zag men dan ook huizen waarop bordjes waren bevestigd om op het besmettingsgevaar te wijzen. Het was niet uitzonderlijk als in één huis vier tot zeven personen met de ziekte besmet waren. Een rekensom leert dat in die jaren 1 op de 72 Tilburgers overleed aan pokken. Het gevolg van deze epidemie is geweest dat de wetgeving ter voorkoming en bestrijding van het virus strenger werd, en dat er meer inentingen kwamen, vooral van kinderen. Toch zouden de pokken nog jarenlang bij tijd en wijlen slachtoffers eisen. In 1951 werd Tilburg voor het laatst opgeschrikt door de dreiging van een pokkenepidemie (zie elders in dit Thema).