De organisatie van arbeiders in vakbonden die voor hun belangen opkomen, is in Tilburg vrij laat tot ontwikkeling gekomen. De eerste voorzieningen in geval van ziekte of de oude dag worden in 1870 getroffen voor werklieden van ‘d’n Atelier’, zoals de werkplaats van de spoorwegen genoemd werd. (Zie ook het thema Industrialisatie.) In 1891 ontstaat daar ook de eerste echte bond: ‘Steeds Voorwaarts’ genaamd. Pas in 1905 kwam het vakbondswerk in de Tilburgse textiel pas goed van de grond door de oprichting van ‘Sint Severus’. Deze bond werd opgericht door kapelaan Lambert Poell van de parochie Sint Anna, en kwam tot stand met instemming van de bisschop. Dat het bisdom zich actief bezighield met het instellen van zulke bonden, kwam doordat de katholieken bang waren dat niet-katholieke bonden (zoals Unitas en het communistische De Eendracht) te veel leden zouden krijgen. Toch was ook katholiek Brabant niet echt blij met de activiteiten van Poell. De werkgevers niet omdat Poell steeds weer de nadruk legde op de armoede en de sociale onzekerheid van de arbeiders, en de pastoors niet omdat ze vonden dat Poell zich niet had te bemoeien met hun zaken. Poell kreeg dan ook al snel een bijnaam: ‘de rode kapelaan’; hij was wel rooms-katholiek maar zijn tegenstanders vonden hem ook een socialist, en dus ‘rood’. In Tilburg wordt hij geëerd met een straatnaam. Maar toen hij in 1915 pastoor wilde worden van de parochie Goirke, kreeg hij die functie niet.