In Tilburg herinneren nog veel straatnamen aan het verleden van de textielindustrie. De meeste van die straten liggen in stadsdeel Oud-Noord en met name in de vroegere parochie Hasselt. Het centrum is het Textielplein, met aansluitend de Textielstraat. Daaromheen komen de volgende straatnamen voor met beroepen uit de textielindustrie: Ruwerstraat: de ruwer maakte het oppervlak van een stof (katoen of wol) ruw, zodat het prettiger aanvoelt. Vollerstraat: de voller behandelt de geweven stof met bijvoorbeeld zeep zo, dat de stof krimpt en daardoor steviger en sterker wordt. Twernerstraat: de twerner maakte van twee gesponnen woldraden één draad, waardoor de wollen draad steviger werd. Scheerderstraat: de scheerder schoor de stof, zodat de hele lap stof dezelfde dikte kreeg; dit gebeurt na het ‘ruwen’. Schrobbelaarstraat: door wol te ‘schrobbelen’ ontstaat een stof die op watten lijkt. De draden van deze watten kunnen opnieuw gesponnen worden. Drapenierstraat: handelaren in laken in de 17e en 18e eeuw. Zij leverden de wol, en bestelden en verhandelden het geweven laken om het elders te laten afwerken (vollen, ruwen, scheren). Van het Franse woord ‘drap’, laken. Dessinateurplein en –straat: de dessinateur tekende het patroon van de stof. Weverstraat: de man die het weefgetouw bediende. Vroeger thuiswever met een eigen getouw. Weefmeesterstraat: de baas van de wevers in een textielfabriek. Spinmeesterstraat: de baas over de spinmachines in een textielfabriek. Om wol te kunnen weven, moet hij eerst tot draden gesponnen worden. Getouwstraat: van weefgetouw; de machine waarop de gesponnen draad wordt geweven tot een lap stof. In het Tilburgs dialect ‘ketaaw’.