Ook in 1900 was er al een ‘crime scene investigation’, maar zulk onderzoek op de plaats van het misdrijf leek in niets op wat wij op dat gebied gewend zijn. In de kleding van verdachte August Mutsaers werden bijvoorbeeld bloedsporen gevonden. Mutsaers verklaarde dat hij zich gesneden had bij het inzetten van een ruit. Ook in de kerk waar Marietje Kessels vermoord werd, werden op drie plaatsen vlekken in vloerplanken aangetroffen die mogelijk bloedvlekken waren. Het was echter niet mogelijk om vast te stellen van wie het bloed afkomstig was, de verdachte of het slachtoffer, zelfs niet of het wel bloedvlekken waren. Ook ging de politie zelf nog zeer amateuristisch te werk. Toen commissaris Caarls de verdachte vlekken in de planken ontdekte, probeerde hij vast te stellen of het bloed was: door er met een natte doek over te wrijven. Het zoeken naar vingerafdrukken was maar nauwelijks bekend en is in dit onderzoek ook niet toegepast. Het is interessant dat de verdediger van August Mutsaers, Frans Pels Rijcken, een anonieme brief ontving die geschreven was op een tijdschriftartikel dat over vingerafdrukken gaat. De titel van het artikel luidt ‘De verraderlijke vingertoppen’, maar in Tilburg hebben ze hun geheim bewaard.