Een bedrijfstak die voor Tilburg geheel nieuw was, en die zou uitgroeien tot de grootste werkgever van de stad, waren de Nederlandse Spoorwegen. In 1863 werd Tilburg aangesloten op het spoorwegnet, met een station en los- en laadplaatsen in de nabijheid daarvan. De werkgelegenheid zou vooral zeer sterk gaan toenemen met de komst van een grote Centrale Werkplaats in 1868. Het grootste probleem voor deze werkplaats was het vinden van geschikte werklieden. In Tilburg waren zulke technisch geschoolde vaklieden niet te vinden. Het gevolg daarvan was dat in de Centrale Werkplaats hoofdzakelijk arbeidskrachten van buiten de stad, en uit het noorden van Nederland werk vonden: timmerlieden, smeden, koperslagers, draaiers en bankwerkers. In de werkplaats, die in de volksmond al snel ‘d’n atteljee’ werd genoemd (het atelier), werden wagens en rijtuigen gerepareerd, stoomlocomotieven onderhouden en gebouwd. Rond 1900 werkten er ongeveer 1000 mensen. Het hoogtepunt lag in de jaren twintig van de vorige eeuw met 1.400 werknemers. ‘D’n atteljee’ bestaat nog steeds, maar zal in de toekomst het stadscentrum van Tilburg verlaten. De gemeente Tilburg werkt aan plannen om dit grote gebied, de Spoorzone, geheel opnieuw in te richten.