Jacoba Maria Pulskens, meestal kortweg Coba genoemd en ook wel Tante Coba, werd op 26 mei 1884 geboren op Korvel. Nadat ze daar ‘bij de nonnen’ de huishoudschool had gevolgd, vertrok ze voor enige tijd naar Antwerpen. Na terugkeer in Tilburg, werkt ze als poetsvrouw bij Publieke Werken, en woont ze in een huisje in de Diepenstraat (halverwege de jaren zeventig afgebroken). In 1942 kreeg Coba het verzoek vanuit het verzet in Limburg om onderduikers op te nemen: leden van het verzet die een tijdje moesten onderduiken, maar ook joodse mensen. Ook haar buren, de familie Van Eerdewijk, worden bij de onderduikactiviteiten betrokken. Die hebben een kruidenierswinkel, waar distributiebonnen verdonkeremaand kunnen worden om de extra monden te voeden. Na een periode met onderduikers werd Coba’s huis een van de doorgangsadressen waar geallieerde piloten tijdelijk ondergebracht werden op hun vluchtroute naar België en uiteindelijk naar Engeland. Op 9 juli 1944 waren er in het huis van Coba Pulskens drie van zulke aanwezig, J.C. Nott uit Australië, de Engelsman Ronald Walker, en de Canadees Roy Carter. Op diezelfde dag zouden nog twee andere geallieerde piloten door verzetsmensen van buiten Tilburg bij Coba worden afgeleverd. Zover is het echter niet gekomen. Door een tragisch toeval werd de auto met daarin de twee nieuwe piloten en drie verzetsmensen door de Duitsers aangehouden. Op een briefje vonden de Duitsers het adres in de Diepenstraat, waar ze rond half twaalf in de morgen een inval deden. Daarbij werden de geallieerde piloten gedood. Coba wordt gevangen genomen en is in februari 1945 in het concentratiekamp Ravensbrück om het leven gebracht in de gaskamer.