Het aantal uit Tilburg weggevoerde personen van joodse afkomst is vastgesteld op 133. Daarvan keren er slechts 27 terug die de Duitse kampen overleefd hebben. In veel gevallen ging het om Duitse joden die hun land ontvlucht waren. De Tilburgse synagoge (Willem II-straat) werd gesloten. Overal in de stad verschijnen in parken, theaters, cafés, hotels, en zwembaden bordjes met de tekst ‘Voor joden verboden’. Vanaf 29 april 1942 zijn alle joden verplicht de davidsster te dragen. In alle steden stelt de bezetter zogenaamde joodse raden in, die er verantwoordelijk voor worden gehouden dat joden aan de eisen van de bezetter meewerken. In Tilburg was deze Raad gevestigd op het adres Telefoonstraat 5. Op 2 augustus 1942 laten de Duitsers overal in Nederland katholieke joden arresteren, dat wil zeggen: personen van joodse afkomst die zich bekeerd hadden tot het katholicisme. Door deze actie beleeft Tilburg een van zijn meest tragische oorlogsmomenten als 21 katholieke joden gearresteerd worden. Daaronder bevinden zich ook de zeven kinderen uit het gezin Löb. Drie van hen waren ingetreden in het klooster van de trapistinnen in Berkel, en drie van hun vier broers in het klooster van de trappisten in Enschot. Geen van de zeven kinderen Löb heeft de oorlog overleefd.