Reeds op de eerste oorlogsdag wordt ook Tilburg met de Duitse oorlogsmachine geconfronteerd. De belangrijkste reden daarvan is dat Tilburg een knooppunt is van spoorwegverbindingen (Den Bosch, Eindhoven, Breda, en in die tijd ook nog Turnhout) en een groot spoorwegemplacement heeft. Via deze spoorverbindingen, zo vrezen de Duitsers, kunnen vanuit Frankrijk en België versterkingen naar Nederland worden vervoerd, en dus wordt de stad door duikbommenwerpers aangevallen. Het gevolg is dat ook burgerdoelen getroffen worden, en dat onder de burgerbevolking de eerste doden te betreuren zijn. Op de eerste oorlogsdag vallen Duitse bommen op de Bredasweg, de Bosscheweg, in de Heikant, de Langestraat, de Noordstraat, en de Fabriekstraat. Zelfs in de Tilburgse dierentuin (gelegen aan de spoorwegverbinding met België) vallen 21 bommen. Onder de Tilburgse bevolking gaat het gerucht dat de Duitsers bij hun aanval op de stad geholpen zijn door verraders. Militaire politietroepen beginnen met de arrestatie van NSB’ers en personen van Duitse afkomst, van wie reeds zwarte lijsten bestonden, en die nu geïnterneerd werden. Ook de volgende dag gaan de bombardementen door als de gevechten zich concentreren rond de uitvalswegen van de stad. Gedurende enige uren slagen Franse troepen er inderdaad in Tilburg te bereiken, maar vrijwel onmiddellijk moeten ze zich weer terugtrekken om met de Belgen de stad Antwerpen te gaan verdedigen. Om te voorkomen dat er onder de burgers nog meer slachtoffers vallen, verklaart burgemeester Van de Mortel: ‘Inwoners van Tilburg. Het is te zien dat Tilburg door vreemde troepen zal worden bezet. Als burgemeester verzoek ik u met de meeste nadruk deze troepen niets in de weg te leggen.’