Terug naaar Tijdmachine

1651

Textielindustrie - Tilburg uitgezonderd

Tussen 1600 en 1850 is de textielindustrie nog geen industrie in de moderne betekenis. Alle onderdelen van het productieproces waren in handen van kleine zelfstandigen, die allemaal hun specialisatie hadden. Van de schaapscheerder tot de ververs. Al met al leverde dat zeer veel werkgelegenheid op. Zelfs ‘slotengravers’ werden gerekend tot degenen die hun loon verdienden in de textiel, omdat zij de sloten groeven waarlangs het afvalwater van bijvoorbeeld de wolwasserij werd afgevoerd. Zulke ambachtslieden waren niet in dienst van kooplieden maar leverden hun producten aan kooplieden, handelaars die de producten elders weer verkochten of verder lieten bewerken. Deze handel werd vaak bemoeilijkt door de politieke omstandigheden. In 1651 kreeg Tilburg voor wat betreft de handel in laken (de naam voor wollen stof) een uitzonderingspositie. Noord-Nederland had in 1648 de Tachtigjarige oorlog met de Spanjaarden gewonnen, en Brabant stond vanaf dat moment onder Nederlands bestuur. Blijkbaar waren de Tilburgse textielproducten zo goed en goedkoop dat ze vanaf 1651 mochten worden ingevoerd in steden in Noord-Nederland. Deze uitzonderingspositie betekende een enorme vergroting van de afzetmarkt, maar bracht ook nieuwe problemen. Soms waren steekpenningen en omkoperij nodig om de lakens inderdaad naar een provincie of stad te exporteren. Voor de kleine, zelfstandige wevers, spinners, en andere ambachtslieden in Tilburg bracht deze situatie in ieder geval nauwelijks meer geld in het laatje.